Als er iets is waar we in Nederland graag over praten (of klagen) dan is het wel de prijs van benzine en diesel aan de pomp. Want waarom kan het in bijvoorbeeld het Midden Oosten een liter benzine voor ongeveer 50 cent de uit de pomp komt en je in de Verenigde Staten nog geen 70 per liter betaalt? En dat hier in Nederland de prijs ver boven de €1,50 (momenteel rond de €1,65) uitkomt, maar bij onze zuiderburen (België) de prijs 20 tot 25 cent lager ligt? Natuurlijk, dat komt (deels) door de belastingen, maar ook de prijs van ruwe olie, die we importeren, is hierop van grote invloed. In die context heb je wellicht wel van de OPEC gehoord. Maar wat is de OPEC en wat hebben zij te maken met de prijs van olie (en dus benzine en diesel)?
Wat is de OPEC?
De term OPEC is een afkorting, namelijk voor Organization of the Petroleum Exporting Countries. Oftewel, de Organisatie voor de Olie-exporterende landen. Het is een samenwerkingsverband van (op dit moment) 15 landen die meer olie exporteren dan importeren, al wordt het ook wel een kartel genoemd. Dit komt vooral doordat de organisatie door middel van het aanpassen van hun olieproductie invloed heeft op de olieprijs wereldwijd.
De deelnemers van de OPEC zijn op dit moment goed voor ongeveer 40% van de olieproductie wereldwijd. De organisatie heeft niets te zeggen over de aangesloten lidstaten. Elke regering van de aangesloten lidstaten levert een vertegenwoordiger aan de OPEC, deze vertegenwoordigers bepalen gezamenlijk het beleid van de organisatie. Verder is er een secretariaat die toeziet op naleving van het beleid. Daarnaast voert het secretariaat onderzoek uit naar de olieproductie en -consumptie om te kunnen adviseren over het beleid.
De lidstaten van de OPEC hebben gezamenlijk zo’n driekwart van de totale oliereserves (het zwarte goud) in handen. De organisatie legt de lidstaten onder andere een quotum op voor de olieproductie op, zodat er niet te veel wordt geproduceerd. Te veel produceren betekent dat er overschot ontstaat en de prijs dus zal dalen.
Historie van de OPEC
In 1960 werd de OPEC opgericht. Dit gebeurde op initiatief van Venezuela en de oprichting vond plaats in Bagdad, Irak. Er waren destijds slechts 5 lidstaten: Irak, Iran, Koeweit, Saudi-Arabië en Venezuela. Het lidmaatschap stond open voor alle landen die netto meer olie uitvoeren dan invoeren. Het doel van de organisatie was (en is nog steeds) om de olieproductie van de lidstaten te coördineren, waardoor zowel aanbod als prijs redelijk stabiel gehouden kon worden. Dit was zowel goed voor de deelnemende landen als de afnemers van olie.
Inmiddels zijn er dus 15 lidstaten:
- Algerije
- Angola
- Congo
- Ecuador
- Equatoriaal-Guinea
- Gabon
- Irak
- Iran
- Koeweit
- Libië
- Nigeria
- Qatar
- Saoedi-Arabië
- Verenigde Arabische Emiraten
- Venezuela
Daarnaast zijn er een aantal landen die geen lid zijn van de OPEC maar deze wel openlijk steunen en als waarnemend lid aanwezig zijn bij bijvoorbeeld vergaderingen van de organisatie. Op dit moment zijn dat Mexico, Noorwegen, Oman en Rusland.
In de bijna 60 jaar dat de organisatie bestaat, zijn er ook wat wijzigingen geweest in de deelnemers. Zo is Indonesië van 1962 tot 2008 lid geweest, waarna ze moest opstappen aangezien ze op dat moment niet meer olie uitvoerde dan importeerde. In 2016 kwam het land even terug in de OPEC om aan het einde van het jaar weer op te stappen. Ecaudor stapte in 1992 uit de OPEC omdat ze de 2 miljoen dollar voor het lidmaatschap te veel vond én niet gebonden wilde zijn aan een productiequotum. In 2007 kwam Ecuador terug bij de OPEC.
Ook Gabon is lange tijd lid geweest, van 1975 tot 1994, stapte toen op omdat het lidmaatschapsgeld niet in verhouding stond tot de geringe olieproductie van het land. Maar ook Gabon kwam weer terug bij de organisatie, in 2016.
Het beleid van de OPEC werkt niet altijd
Hoe goed de organisatie ook zijn best doet, het beleid van de OPEC werkt lang niet altijd. Dat begon al in de jaren ’70, toen de OPEC als reactie op onder andere de Jom Kipoeroorlog tussen Israël en de Arabische staten de olieprijs drastisch verhoogde. De gevolgen hiervan waren tot eind jaren ’90 te voelen, de olieprijs bleef al die tijd schommelen en de OPEC leek weinig invloed te hebben op de prijs.
Aan het begin van dit millennium ging het beleid op de schop en was marktstabilisatie het doel, maar ook dit beleid had weinig effect. De wereldwijde economische crisis, die in 2008 begon, trof vooral de olieproducerende staten hard. De vraag naar olie daalde behoorlijk en ineens was er sprake van een overschot. Dit was nogal een verandering ten opzichte van de tijd hiervoor, toen er een tekort aan (ruwe) olie was. Toch speelde de OPEC een belangrijke rol, mede door het effectieve prijsbeleid dat gevoerd werd, bleven de deelnemende landen overeind.
Over de hele linie kan gezegd worden dat in het bijna 60-jarige bestaan van de organisatie, de prijs ongeveer de helft van de tijd redelijk stabiel te noemen is geweest. Er zijn verschillende redenen te noemen voor het feit dat het beleid wel eens faalt. Zo houden niet alle lidstaten zich altijd aan de afspraken. Landen overschrijden het productiequotum nog wel eens, waarna andere lidstaten vanzelf volgen om zo dezelfde inkomsten te genereren.
Andere olieproducerende landen
Niet alle landen die olie produceren en exporteren zijn aangesloten bij de OPEC. Die andere landen, waaronder de VS, Canada maar ook China, zijn goed voor iets meer dan de helft van de olieproductie wereldwijd. Deze landen zijn over het algemeen ook tegen de OPEC, dus van samenwerking is dan ook nagenoeg geen sprake.
Deze landen zijn geen lid van een organisatie als de OPEC, de OPEC heeft dus ook niet echt een concurrent. Toch bepaalt de OPEC grotendeels het beleid wereldwijd, want als deze organisatie iets beslist, kunnen de andere landen niet veel anders dan dit toch, al is het maar deels, volgen. Houden zij de olieprijs hoger, dan prijzen ze zichzelf uit de markt, en bij een te lage olieprijs ten opzichte van de OPEC kunnen ze de vraag toch niet aan. En zo komt het dat de OPEC een flinke vinger in de pap heeft als het gaat om de olieprijs.
Wat merken wij van de OPEC?
Zoals gezegd, ook al heeft de OPEC minder dan de helft van de olieproductie wereldwijd in handen, ze hebben wél een hele belangrijke invloed op de olieprijs. En de olieprijs bepaalt weer wat wij aan de pomp betalen voor een liter brandstof. Nederland produceert zelf een minimale hoeveelheid olie, wij zijn dus afhankelijk van de import.
Toch is de invloed van de OPEC op de benzineprijs in ons land niet zo groot als elders. Dit komt door de enorme belastingen (accijns) die onze overheid heft. In een land als Dubai kosten tanken net iets meer dan een kwartje per liter. In Nederland kost een liter benzine meer dan €1,50, dat is drie keer zoveel! En dat ligt echt niet alleen aan de olieprijs.
Ja, wij moeten dit importeren, hier komen kosten bij kijken, terwijl in Dubai de benzinepomp nog net niet rechtstreeks op de oliereserve is aangesloten. Maar een vat ruwe olie (159 liter) kost net iets meer dan $50. Dat is nog geen 30 eurocent per liter! Het bewerken van de olie naar benzine kost natuurlijk ook geld, maar vervolgens gaat de prijs nog 3 tot 4 keer over de kop. Dus elke keer als jij je auto volgooit, verdwijnt meer dan de helft van die kosten in de staatskas.
Het bepalen van de juiste olieprijs is voor de OPEC bovendien lastig. Bij een te lage prijs hebben de lidstaten te weinig inkomen, bij een te hoge prijs wordt er door afnemers al snel gekeken naar alternatieve energiebronnen. Dat kan goed zijn voor het milieu en elektrisch rijden wordt steeds aantrekkelijker, maar het is de OPEC er natuurlijk veel aan gelegen om zoveel mogelijk olie te verkopen!